Zien en gezien worden

Lucas 19:1-10

In dit gedeelte komen we 4 keer het werkwoord ‘zien’ tegen. De plaats van handeling is Jericho. Daar had Jezus net een blinde man genezen. “Word ziende. Uw geloof heeft u behouden” (Lucas 18:42).

Niet kunnen zien. Er waren twee redenen dat het Zacheüs niet lukte om Jezus te zien: de menigte en zijn lengte. Maar een wilde vijgenboom biedt uitkomst. Wij kunnen Jezus ook niet zien als ons de ogen niet worden geopend. Soms staan mensen in de weg en belemmeren ons het zicht. De vier mannen konden hun verlamde vriend ook niet bij Jezus brengen omdat een menigte hun de toegang belette. Ze gaven niet op. De blinde man was ook blijven roepen: “Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij”. Zacheüs klom in een boom omdat hij de Heer met eigen ogen wilde zien.

Gezien worden. Hij dacht veilig achter de bladeren te zitten, maar werd ontdekt. Door Jezus en door alle mensen die in de stoet meeliepen of als toeschouwers stonden te wachten. Hij wordt gezien én geroepen: “Zacheüs, kom snel naar beneden”. De mensen zullen hem wel uitgelachen hebben, maar de tollenaar is blij. Jezus wil bij hem thuis komen! De Heer kent ons, weet wie we zijn en kent onze gedachten. Hij ziet ons zitten. Hij roept ons bij naam. Hij klopt aan de deur en wil uitgenodigd worden.

Niet ontzien worden. De menigte ziet wat er gebeurt en is er niet blij mee. Zacheüs heeft een slechte reputatie en zo’n hoog bezoek van de bekende rabbi wordt hem niet gegund. Jezus blijkt een ‘dure’ gast. Er moet het een en ander rechtgezet worden in het leven van deze verguisde man. Maar het resultaat is geweldig: de armen worden geholpen en gedupeerden worden terugbetaald. Ook Jezus is blij: “heden is voor dit huis redding gekomen”. Eind goed, al goed.

Wat zijn wij? Meelopers? Toeschouwers? Mopperaars? Zoekers? Verloren of al gevonden? Jezus wil ons de ogen openen. Hij ziet ons zoals we zijn. Hij is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is. Als ook wij op zoek gaan, dan komen Hij en wij elkaar beslist tegen!